Als zijn vriendin Margot verkering krijgt met een rijke rederszoon vertrekt Kees de Winter teleurgesteld naar Zuid-Afrika. Daar geeft hij eerst les aan kinderen van de Boeren, maar hij raakt algauw betrokken in de Tweede Boerenoorlog (1899-1902). Hij vecht mee tegen de Engelsen die het te doen is om de rijke goudvelden daar. Zwaargewond komt hij in een veldhospitaal terecht.
Maar Margot reist hem na en zij verzorgt haar bewusteloze vroegere vriend als verpleegster van het Rode Kruis. Hierdoor uitgeput komt ze bij de boerenfamilie terecht bij wie Kees les had gegeven.
Eerst zijn de Engelsen aan de verliezende hand, maar op advies van keizer Wilhelm II veranderen zij hun tactiek door vrouwen en kinderen in concentratiekampen op te sluiten. Hierdoor bedreigd probeert Margot in verpleegstersuniform een Engelse overval af te wenden.
Juist wanneer de overvallers op het punt staan haar neer te schieten, komt Kees haar bevrijden. Kees en Margot beloven elkaar trouw. Margot zegt: ‘Hij en geen ander.’ Kees brengt haar in veiligheid in Klerksdorp. Maar dan wordt hij gevangengenomen en opgesloten in een gevangenkamp in Brits-Indië.
Na de Boerenoorlog keert Kees teleurgesteld over de afloop van de strijd terug in Holland en trouwt hij met Margot.