Op 29 oktober avn het jaar 312 trok keizer Constantijn de Grote als overwinnaar in een burgeroorlog de stad Rome binnen en liet hij het gebruikelijke dankoffe aan Jupiter achterwege. Zo gaf hij te kennen dat hij zich als een aanhanger van het christendom beschouwde.
Voor wie het zien wilde was dit een omwenteling van wereldhistorische betekenis. Christelijke legenden spraken al gauw van een miraculeuze bekering. Voor de meesten van Constantijns tijdgenoten bleef die omwenteling overigens nog lang onduidelijk, maar toen hij vijfentwintig jaar later stierf, was de revolutie overal zichtbaar geworden: de klassiek Grieks-Romeinse cultuur veranderde in een christelijke, en de nieuwe christelijke hoofdstad Constantinopel was gesticht.
In Constantijn beschrijft Henk Singor het leven van een bijzonder keizer en schets hij de revolutionaire overgang van een heidense naar een christelijke wereld, 1700 jaar geleden.