De Klaagliederen van de profeet Jeremia prediken ons onze diepe ellende. Het Bijbelboek begint met het woordje ‘eechaa!’ Dat betekent ‘hoe!’ ‘Hoe’ geeft de onbevattelijkheid van onze ellende aan. In Klaagliederen 3 ligt een keerpunt. Daar mag de profeet het met God eens worden. In plaats dat hij de Heere nog langer ziet als zijn vijand, zegt Jeremia plotseling: ‘Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom zal ik hopen: Het zijn de goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben.’ De Klaagliederen eindigen met een gebedsworsteling. Een worsteling die weleens houvast geeft wanneer gezien mag worden op de deugden van God. Op Zijn trouw, op Zijn onveranderlijkheid, op Zijn verbond.
Bij de Klaagliederen moeten we vaak tussen de regels door lezen. De woorden lijken op het eerste gezicht soms negatief. Maar als u ze onderzoekt, schitteren zowel Christus als het welbehagen des Heeren tussen de verzen door. We zien erin hoe God Zijn volk leidt, namelijk door de ellendekennis heen. Het leert ons dat de Heere ellende, verlossing en dankbaarheid doet doorleven. Maar ook dat Hij in dat alles vasthoudt aan de beloften die Hij aan Zijn volk heeft gedaan.