Wat hebben cisterciënzer monniken uit de twaalfde eeuw ons vandaag nog te zeggen over de ziel? Heeft dat nog enig belang in een tijd waarin gezaghebbende wetenschappers beweren: 'Wij zijn ons brein, de ziel bestaat niet'? Wie de moeite neemt deze middeleeuwse teksten over de ziel te lezen, zal merken dat de monniken dikwijls dezelfde vragen hadden als wij. Bijvoorbeeld: Hebben we een vrije wil? Welke invloed hebben de hersenen op ons bewustzijn? Is de ziel wel hetzelfde als het brein? Wat blijft er van ons als persoon over wanneer ons lichaam dood is? Uitgangspunt voor alle drie de auteurs is dat lichaam en ziel onderscheiden kunnen worden, maar toch samen op een of andere manier de mens vormen.
Voortbouwend op een rijke schakering aan teksten van voorgangers zoals Origenes, Gregorius van Nyssa, Augustinus, Pseudo-Dyonisius de Areopagiet en Constantinus Africanus, zijn deze cisterciënzers op zoek naar een nieuwe taal die uitdrukking geeft aan hun psychologische en spirituele visie op de mens.
Vertaling, annotatie en inleiding Joost Baneke Onder redactie van Guerric Aerden ocso, Friede Cloet, Guerric Kochx ocso, Krijn Pansters en Wim Verbaal
Dit artikel is tijdelijk niet leverbaar. Neem contact op voor de levertijd.