In 1848 heeft Søren Kierkegaard al een omvangrijk oeuvre geschreven. Een groot deel daarvan is onder verschillende pseudoniemen verschenen. Wanneer in de zomer van dat jaar een tweede druk van zijn eerste pseudonieme werk, Of/Of, in het verschiet ligt, vindt Kierkegaard het wenselijk die uitgave te voorzien van een toelichting – temeer daar hij overweegt een punt achter zijn werkzaamheid als schrijver te zetten.
Daartoe schrijft hij in de zomer van 1848 Het gezichtspunt voor mijn schrijverswerkzaamheid. Hij geeft het echter niet uit. Het verschijnt postuum. Wel publiceert hij in 1851 een sterk verkorte variant: Over mijn schrijverswerkzaamheid. Kierkegaard had behoefte de lezer zijn oeuvre te verklaren. In zijn bekende grootse stijl situeert hij zijn schrijverschap en bespreekt de ontwikkelingen daarin. Hij licht ook het hoe en waarom van de pseudonieme geschrift en toe. De ‘spirituele autobiografie’ Het gezichtspunt voor mijn schrijverswerkzaamheid is wel vergeleken met Augustinus Belijdenissen en Newmans Apologia pro Vita Sua.
Mijn schrijverswerkzaamheid bestaande uit de vertaling van Het gezichtspunt voor mijn schrijverswerkzaamheid, Over mijn schrijverswerkzaamheid en De gewapende neutraliteit vormt het elfde deel in de reeks Kierkegaard Werken.