De onstuitbare opkomst van het christendom tijdens de eerste vier eeuwen van onze jaartelling is de grootste culturele revolutie die de wereld ooit heeft gezien. Wat begon met een timmermanszoon en een paar vissers, groeide uit tot een veenbrand van persoonlijk beleden geloof, die het Romeinse rijk in alle opzichten ondermijnde.
Twee ideologieën botsten radicaal op elkaar. Aan de ene kant die van millennia oude waarden, gebaseerd op macht: keizers en koningen heersten als bijna-goden over hun onderdanen, meesters over hun slaven, mannen over hun vrouwen. Oorlog was normaal en het afslachten van overwonnenen acceptabel en nuttig.
De christenen beweerden het tegenovergestelde. Hun leiders predikten naastenliefde. De ene mens was niet beter dan de andere. Voor God was iedereen gelijk: de meester en de slaaf, de sterke en de zwakke. En dat idee bleek onweerstaanbaar.
In De God van Galilea beschrijft Ehrman helder en meeslepend de wereld van de Romeinen en de heidenen, en het gevecht tussen het oude en nieuwe wereldbeeld. Het resultaat is een historisch meesterwerk, waarin de culturele, filosofische en maatschappelijke problemen van toen nog altijd herkenbaar blijken.
Dit artikel is niet meer leverbaar. Neem contact op voor meer informatie of alternatieven.