Tijn begint al langs de smalle paadjes te rennen. âKom op, Mees, we zijn ridders en gaan het kasteel bestormen.â Opeens staat Mees stil. Hij trekt Tijn aan zijn mouw. âTijn,â zegt hij zacht, âik denk dat wij best zonder opa en oma helemaal boven in de torens kunnen gaan kijken.â
Samen met opa en oma gaan Mees en Tijn naar een echt kasteel. Stiekem maken ze een plan om op onderzoek te gaan in de afgesloten torens. In een hoge torenkamer doen ze iets heel doms. Ze weten maar één oplossing: wegwezen! Op weg naar de uitgang stuiten ze op twee mannen die zich verdacht gedragen. Wat nu?